Historie Broekhuizerlaan

De Broekhuizerlaan maakt deel uit van de historische tuin- en parkaanleg van de Rijksmonumentale buitenplaats Broekhuizen. Het karakter van het park wordt grotendeels bepaald door de eind 18e eeuwse aanleg in landschapsstijl. Hierin zijn als voorname elementen de voormalige centrale laan in de as van het hoofdgebouw en de laan lopende van de Bremweg naar de Langbroekerweg opgenomen. Beiden vormen de Broekhuizerlaan en zijn ouder dan de rest van het park als restant van de voorgaande formele aanleg met doorlopende zichtas van de Darthuizerpoort naar Wijk bij Duurstede. Het Huis en park werden als een architectonisch concept ontworpen in opdracht van Cornelis Jan van Nellesteyn, die in 1792 eigenaar van het landgoed werd. Van Nellesteyn laat in 1794 een nieuw huis bouwen naar ontwerp van de architect Jacob Berkman (1735-1795) en een groot landschapspark aanleggen door de landschapsarchitect J.D. Michaël. Daarmee zou Broekhuizen een van de eerste landschapsparken in het Sticht zijn.

Na het overlijden van Berkman neemt gerenomeerde bouwmeester B.W.H. Ziesenis, Architect der koninklijke-, keizerlijke- en landsgebouwen, de nieuwbouw over en voegt aan weerszijden van het eerder sobere bouwwerk een travee extra en een zuilenportico toe, die over twee verdiepingen aan de voor- en achterzijde doorliep. Aan de zuidooszijde werd tussen 1795 en 1810 een oranjerie gebouwd die schuin op de as van het huis is geplaatst. Op een kaart van 1810 zijn voor en achter het hoofdhuis graslanden met hertenkampen in landschapsstijl aangelegd door J.D. Michaël. De bestaande rechte toegangslaan werd ingekort, en met een nieuwe rondlopende toegangslaan met dennen beplant.

Tussen 1794 en omstreeks 1920 waren achtereenvolgens J.G. Michael en vader en zoon J.D Zocher verantwoordelijk voor de aanleg van het park. Aan de voorzijde van het huis is een zichtlijn in noordwaartse richting, gericht op de voormalige wildbaan, de hertenkamp en de formele centrale laan met toegangshek. Het plantpatroon van de beuken in de voormalige centrale laan geeft een perspectivisch effect doordat het aantal rijen afneemt richting het noorden. De beuken zijn daarbij geplaatst in ritmische maatvoering van een vierkantverband met onderlinge afstand van twee Rijnlandse roeden van 7,5 meter en een rijafstand van 7 meter. Kort na 1819 had Van Nellestyn als ‘malerichter’ (bestuurder) van het buurschap (organisatie van rechthebbenden) delen van de stuwwal bij Darthuizen met bos aangeplant. De graftombe was vanaf het huis zichtbaar, en met een nieuw aangelegd slingerende Hoekendaalse laantje bereikbaar. Oude zichtassen werden in het landschapsontwerp opgenomen en met glooiende gazons, fraaie slingervijvers met twee met bomen beplante eilanden, slingerbeken en boomgroepen gedecoreerd. Het park dat sinds 1830 nauwelijks gewijzigd was, staat bekend als een van de fraaiste landschapsparken in het land.

In 1906 werd het hoofdhuis werd door brand compleet verwoest, en herbouwd door de Utrechtse architect J.C. Wentink in haar eerdere laat 18de-eeuwse stijl. Na diverse eigenaren was het landgoed van 1971 tot 1996 in gebruik als Rijksinstituut voor Natuurbeheer. In 2011 wordt Broekhuizen opnieuw particulier eigendom en vindt er tussen 2012 en 2016 een grote herbestemmingsrestauratie van Broekhuizen plaats door Braaksma en Roos architecten en wordt ook het omliggend park door de landschapsarchitecten Ank Bleeker en Anneke Nauta aangepast om het pand geschikt maken voor de nieuwe horecabestemming. (Uit: Mooisticht 2020; Debie en Verkuijl 2017)